Een vermeende belastingverlichting?

Auteur: Redactie
Wet- en regelgeving 9 september 1999
Een vermeende belastingverlichting?

Staatssecretaris Vermeend heeft in april van dit jaar een werkgroep in het leven geroepen voor de uitwerking van een integraal fiscaal ondernemerspakket voor de volgende eeuw. Als uitgangspunt voor de werkgroep gold dat de voor te stellen fiscale maatregelen in overeenstemming dienen te zijn met de doelstellingen van het eind 1997 gepresenteerde belastingplan voor de 21e eeuw. De werkgroep kreeg als taak mee een meer evenwichtige belastingheffing voor ondernemers te creëren, hetgeen er vrij vertaald op neer komt dat de kosten van fiscale stimuleringsmaatregelen moeten worden opgebracht door het afschaffen van bestaande faciliteiten of aftrekposten.

De werkgroep heeft op 25 juni haar voorstellen aan de staatssecretaris aangeboden. Algemeen wordt aangenomen dat de voorstellen meer of minder gewijzigd in de nieuwe wetgeving zullen worden geïmplementeerd. Door de werkgroep zijn maatregelen voorgesteld die gevolgen zullen hebben voor de bepaling van de winst uit onderneming. Door een verwijzingsartikel in de wet op de vennootschapsbelasting worden ook besloten‑ en naamloze vennootschappen, coöperatieve verenigingen alsmede stichtingen en verenigingen die een onderneming uitoefenen met de voorgestelde maatregelen geconfronteerd.

Het voordeel

De aanbevelingen in het rapport van de werkgroep bestaan uit maatregelen ter versterking van het ondernemerschap in brede zin en uit maatregelen ter financiering van de voorstellen. De maatregelen ter versterking en 'dynamisering' van het ondernemerschap omvatten onder andere de volgende voorstellen.

1. Verlaging van de vennootschapsbelasting over winst tot fl 50.000,-. (Volgens de huidige belastingwet wordt 35% vennootschapsbelasting geheven over de winst die een BV of NV maakt. De werkgroep stelt voor om het tarief voor de eerste fl 50.000,- winst te verlagen tot 30%.)

2. Omvorming van de vervangingsreserve in een herinvesteringsreserve. Boekwinst bij verkoop van een bedrijfsmiddel kan onder bepaalde voorwaarden worden gereserveerd. Als voorwaarde wordt ‑ onder meer ‑ gesteld dat er een voornemen is tot vervanging en dat dit plaatsvindt binnen vier jaar. Aangezien het gaat om een vervanging moet het aangeschafte bedrijfsmiddel soortgelijk zijn aan het verkochte bedrijfsmiddel. De werkgroep stelt voor om deze eis te laten vervallen. Boekwinst behaald op het ene bedrijfsmiddel zou afgeboekt kunnen worden op de kostprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Onroerende zaken worden hiervan uitgesloten. Voor de ondernemers in de horeca die hun onderneming als eenmanszaak of in firmaverband uitoefenen, betekent deze maatregel een belangrijke tegemoetkoming. Een fiscale heffing van 45% inkomstenbelasting maakt het in de praktijk nagenoeg onmogelijk om in de aard van de activiteiten een wijziging aan te brengen (bijvoorbeeld verkoop van een restaurant, gevolgd door aankoop van een discotheek).

3. Verlagen van de kapitaalsbelasting.Ter versterking van het Nederlandse (fiscale) vestigingsklimaat wordt voorgesteld de kapitaalbelasting (1%) af te schaffen of te verlagen van 1% naar 0.7%.

4. Geruisloze overdracht van een onderneming in de inkomstenbelasting naar mede‑ondernemers. Belastingplichtigen die in de rechtsvorm van een eenmanszaak of firma hun onderneming uitoefenen, moeten bij overdracht van hun onderneming belasting betalen over stakingswinst. Bij een overdracht in de familiesfeer kan belastingheffing soms worden voorkomen. Daarvoor is onder meer vereist dat de fiscus de inkomstenbelastingclaim behoudt op de in de onderneming aanwezige meerwaarden. Bovendien moet de overnemende partij familie zijn van de overdragende partij en gelden er leeftijdseisen. Deze faciliteit staat bekend als doorschuiven in de familiesfeer, of als geruisloze overdracht. De werkgroep stelt voor de kring van overnemers uit te breiden door de familie‑ en leeftijdeis te laten vervallen. De enige eis die aan de overnemende partij gesteld zou mogen worden is dat deze gedurende drie jaar mede‑ondernemer is met de overdragende partij. Geruisloze overdracht aan werknemers wordt hiermee mogelijk.

5. Investeringsaftrek. In het regeerakkoord wordt gesproken over het beperken van de investeringsaftrek. De werkgroep vindt investeren echter zo belangrijk, dat wordt voorgesteld de beperkingen niet door te voeren en voor het MKB zelfs extra aftrek mogelijk te maken.

6. Terugkeer uit de BV. De huidige belastingwet voorziet in de mogelijkheid een eenmanszaak zonder heffing van belasting om te zetten in een BV. Bij omzetting van een BV in een eenmanszaak is het, bij aanwezigheid van meerwaarden in de vorm van goodwill, of in geval van onroerende zaken, niet mogelijk dit zonder belastingheffing te doen. De werkgroep stelt voor hier een regeling te ontwerpen zodat terugkeer uit een B.V. fiscaal ook geruisloos kan.

7. Risicovolle leningen aan (startende) ondernemers. Ondernemingen en projecten met een meer dan gemiddeld risico zijn moeilijker financierbaar. In het algemeen zijn banken niet of nauwelijks bereid ondernemingen in de horeca op gebruikelijke condities te financieren. Door fiscale regelingen als bijvoorbeeld het onbelast laten van (een deel van) het rendement, of het verrekenbaar maken van eventuele verliezen, kan het verstrekken van dit soort leningen aantrekkelijker worden gemaakt. Specifieke maatregelen stelt de werkgroep nog niet voor. Gedoeld wordt echter op een verruiming van de zogenaamde Agaath‑leningen.

Het nadeel

Het geld voor de bovenstaande maatregelen wordt gevonden door andere fiscale regelingen voor ondernemers aan te passen of af te schaffen. De werkgroep stelt hierbij onder andere het volgende voor.

1. Het aanpassen van 'ondernemersbegrip' in de inkomstenbelasting. Onder de huidige fiscale regelgeving is het mogelijk dat personen die eigenlijk slechts beleggen toch de fiscaal gunstige kwalificatie krijgen van ondernemer. De werkgroep stelt voor (natuurlijke) personen die uitsluitend zijn medegerechtigd tot het ondernemingsvermogen niet langer als ondernemer aan te merken. Dit heeft belangrijke gevolgen voor de commanditaire vennoot die in december 2000 verplicht is zijn onderneming te staken. Hij zal over de meerwaarden 45% inkomstenbelasting moeten afdragen. Eenzelfde verplichting geldt ook voor maatschappen en vennootschappen onder firma waarvan de activiteiten uit normaal vermogensbeheer bestaan.

2. Het vervallen van het bijzonder tarief bij staking en beperking vrijstelling. Bij het staken van een onderneming wordt een deel van de eventueel aanwezige stakingswinst vrijgelaten en het overige belast tegen 45%. In samenhang met de hiervoor besproken verruiming van de doorschuifregeling wordt voorgesteld het  bijzonder tarief te laten vervallen en de vrijgestelde de stakingswinst te beperken.

3. Het afschaffen van commerciële herwaardering. Zoals reeds gezegd, kan omzetting van een eenmanszaak in een BV zonder belastingheffing gebeuren. De BV moet dan fiscaal verder gaan zoals men in de eenmanszaak werkte. Bij het bepalen van het nominaal geplaatste aandelenkapitaal wordt echter wel uitgegaan van de commerciële (meer)waarde van de onderneming. Gevolg is dat terugbetaling van aandelenkapitaal of verkoop van de aandelen kan plaatsvinden zonder aanmerkelijkbelangheffing. Voorgesteld wordt deze commerciële herwaardering te laten vervallen waardoor omzetting in een BV minder aantrekkelijk wordt.

Bovenstaande wijzigingen hebben een zodanige invloed dat elke (horeca)ondernemer genoodzaakt wordt te onderzoeken of hij anticiperend zal moeten optreden. Samenvattend kan worden opgemerkt dat voor de ondernemer enkele interessante regelingen worden ingevoerd, maar dat zal gepaard gaan met het vervallen van eveneens interessante regelingen. Dus: een beetje een sigaar uit eigen doos.

Auteur: mr. Felix J. Alberti

HM30JAAR HM301999

Overig nieuws