Hotel ‘t Wapen van Harmelen, vooral de meisjes zijn erg leuk

Auteur: Jason van de Veldmaete
29 september 2000
Hotel ‘t Wapen van Harmelen, vooral de meisjes zijn erg leuk

Rondom de journalistiek mag best een vleugje mystiek blijven hangen, dus de redactie van dit blad voelt er niets voor om uit de doeken te doen hoe wij - voor deze artikelenreeks - de hotels selecteren. (Neen, de kop van dit artikel heeft daar niets mee te maken.) Maar het is deze keer niet moeilijk te raden: binnenkort - nou ja, over vier jaar - mag de familie Stelling zich honderd (!) jaar eigenaar van ’t Wapen van Harmelen noemen. Het is een echt ‘van-vader-op-zoon-bedrijf’, en ongeacht wat die ene gast op het enquêteformulier geschreven heeft (dat van die kamermeisjes): het hele hotel is erg leuk.

Een hotel met zo’n oudtijdse naam hoort van alle markten thuis te zijn: ook een café dus; en ook een restaurant. Vooral dat laatste lijkt gewaagd, want tegenover ’t Wapen van Harmelen - achter de historische kerk met een nostalgisch pleintje - bevindt zich een groot en gerenommeerd restaurant dat regelmatig in allerlei culinaire ranglijsten genoemd wordt. Robert Stelling moet een beetje lachen om die observatie. ‘Wij hebben wel een heel ander soort restaurant hoor,’ zegt hij gauw.

Op het kaartje staat weliswaar ‘prima keuken’ en ‘diner tot 150 personen’, maar die keuken is voornamelijk afgestemd op de hotelgasten; en op de inzittenden van pauzerende reisbussen. De inrichting doet ook meer denken aan ferme oerhollandse gerechten dan aan scaloppina al tartufo, of branzino al forno, om maar iets te noemen.

Boerinnen

In het halletje hangt de ingelijste geschiedenis van het bedrijf, waarbij aangetekend moet worden dat ’t Wapen van Harmelen reeds in 1811 in de annalen vermeld staat; lang vóór het begin van het tijdperk Stelling (1904). Maar die Stelling uit 1904 heeft wel onmiddellijk zijn stempel gedrukt op de Harmelense samenleving: hij was bijvoorbeeld mede-eigenaar van de Stoom-Auto-Dienst Harmelen-Utrecht, naar verluidt de eerste busdienst van ons land. Voor elk motorisch mankementje moest de monteur helemaal uit Parijs komen...

Die busdienst ging ter ziele, maar de uitspanning aan de Dorpsstraat floreerde. Boerinnen kregen kookles in wat nog steeds het restaurant is; ’s winters stapten de schaatsers van het ijs - op drie of vier meter van de achterdeur stroomt de Kromme Rijn - om zich te verpozen bij de kachel. In dezelfde ruimte zaten de plaatselijke rekels en belhamels, met de armen over elkaar, min of meer aandachtig te luisteren naar hun onderwijzer.

Toen de vader van Leo en Hans Stelling overleed, in 1967, stond Leo er in de zaak plotseling alleen voor. ‘Hans voer op de Holland-Amerika Lijn, en hij had diverse diploma’s op zak, maar ik had nooit voor dit vak geleerd,’ vertelt Leo. ‘Ik stuurde hem dus een bericht dat hij thuis moest komen, want ik kon het alleen niet bolwerken. Zodra hij terug was, hebben we het logement verbouwd. In 1988 kwamen er twaalf kamers bij. Tien jaar geleden konden we een stukje grond aan de overkant van de straat kopen; daar hebben we een dependance neergezet.’

Ook destijds dankte ‘Het Wapen’ al veel overnachtingen aan de nabijheid van de Utrechtse Jaarbeurs. Leo Stelling: ‘Veel mensen verblijven liever in een dorp dan in de grote stad. Hier hoeven ze niet bang te zijn voor tasjesrovers; hier kunnen ze rustig wandelen en de frisse lucht van het platteland inademen. En de prijs van onze kamers ligt natuurlijk een stuk lager; terwijl we toch een driesterrenhotel hebben, met mooie kamers.’

De bar

Door de verbouwing van 1988 kreeg dit hotel het huidige uiterlijk: er kwam een etage bovenop, waarin twaalf kamers gesitueerd werden. De dependance stamt uit 1992. ’t Wapen van Harmelen telt nu, aan het begin van de nieuwe eeuw, 42 kamers. Dit zijn de ontwikkelingen die Robert Stelling - directeur; zoon van Leo - ‘in zijn tijd’ heeft meegemaakt. Hoewel er ruimte is voor nog meer groei, twijfelt hij over de wenselijkheid daarvan: ‘Het voornaamste in een familiehotel is natuurlijk de persoonlijke aandacht die een gast krijgt. Overdag zijn veel van onze gasten druk met hun werk bezig, dus ’s avonds willen zij zich kunnen ontspannen, en even gezellig een praatje maken. Mede daarom hebben we geen minibar op de kamers; het is aan de echte bar een stuk leuker.’

De gezelligheid beneden is vooral te danken aan de lokale bevolking: het is een vrolijke mengeling van hotelgasten en mensen uit Harmelen. Robert: ‘Ik heb in jullie blad gelezen dat veel grote hotels graag een bar zouden willen hebben waar ook mensen van buiten het hotel komen. Het voegt toch een extra dimensie toe.’ - Zo is dat. Degenen die ooit in het legergroen rondgelopen hebben, herinneren zich wellicht nog één van de meest memorabele lessen: zodra je in een onbekend dorp komt, ga dan richting kerk, want daar vind je ‘geheid’ een kroeg. Welnu, in Harmelen heb je ‘t Wapen van Harmelen. (Op 52 heipalen, maar dat heeft louter iets te maken met die extra etage.)

Nog even terug naar het restaurant. Zo op het oog een grote ruimte voor een hotel van deze omvang, maar dat moet gerelateerd worden aan de touringcars die - in de ‘gouden tijden’ - in groten getale voor de deur stopten. ‘Vaak zestien op een dag,’ vertelt Leo Stelling. ‘En allemaal een koffietafel...’

Tegenwoordig draait het restaurant op de overnachters die volpension geboekt hebben; dat doen de meeste gasten. Dus eigenlijk is het f&b-percentage niet eens zo hoog: zo’n dertig tot veertig procent van twee à drie miljoen gulden omzet. De cijfers heeft Robert niet precies in het hoofd, en dat heeft wellicht iets te maken met de lage automatiseringsgraad binnen het hotel. Nou ja, laag... ‘In dit hotel is nog geen pc te vinden,’ bekent Robert lachend. ‘Het moet natuurlijk wel gaan gebeuren, maar wij hebben gewacht - zoals veel kleine hotels - op een front-officesysteem dat afgestemd is op onze behoeften.’

Kortom: geen internet; geen website. Dankzij de site van Holland Hotels Hartverwarmend komen wel wat ‘e-boekingen’ binnen, maar het leeuwendeel gaat toch ouderwets via de telefoon.

Keuze

Voor wat betreft het bedrijf als geheel: de slijterij naast het hotel heet eveneens ’t Wapen van Harmelen, en hoort er inderdaad bij. Maar waarschijnlijk niet lang meer. Dat ligt niet alleen aan de toegenomen concurrentie van de supermarkten: de ruimte van de slijterij leent zich uitstekend voor een vergroting van de kleine hotelhal - een kwestie van een muur doorbreken. Dat is tekenend voor de koers die Robert wil inslaan: ‘We gaan ons puur op het hotelgebeuren richten. Het café is leuk meegenomen, en het restaurant is nuttig, maar het verhuren van kamers komt onbetwist op de eerste plaats. We kunnen ook geen bruiloften of partijen meer verzorgen; wel qua ruimte, maar niet qua overlast voor de hotelgasten.’

Vergaderingen, cursussen en seminars; dat kan natuurlijk wel. En de gasten die, in het kader daarvan, arriveren, stellen nu eenmaal bepaalde eisen. ‘Het spreekt tegenwoordig vanzelf dat alle kamers voorzien zijn van een bad- en toiletgedeelte,’ begint Robert bedachtzaam. ‘Uiteraard een goed bed en veel aandacht voor hygiëne; dat zijn zaken die door mijn moeder scherp in het oog gehouden worden. Een tv met teletekst, vooral belangrijk voor de gasten die ’s ochtends vroeg in een vliegtuig willen stappen. De verlichting moet gezellig en adequaat zijn. En een telefoon - al is het alleen maar voor de wekdienst en voor het doorverbinden.’

Al vier jaar lang is Robert bezig om zich te oriënteren op de geneugten van de automatisering, maar tot een aankoop is het nog niet gekomen. ‘Het zijn allemaal schitterende systemen’, erkent hij, ‘maar ze zijn grotendeels bedoeld voor vier- en vijfsterrenhotels: te uitgebreid. De prijs is voor familiehotels ook nog steeds een flinke barrière. Het is heel prettig om direct te kunnen zien dat meneer Gerritsen altijd wat bruin brood bij de warme maaltijd wil hebben, of dat meneer De Vries bij voorkeur Leffe Dubbel drinkt; maar als die informatie duizenden guldens moet kosten... De boekingen via websites komen nu pas heel langzaam op gang, dus in dat opzicht lopen we nog niet echt achter.’

Verwachtingen

Het is bijna standaard dat we in de reeks ‘Hotelformule’ naar de eigen identiteit van de bezochte hotels vragen. Het antwoord van de hôteliers heeft vrijwel altijd betrekking op de gastvrijheid en de sfeer; op de persoonlijke aandacht voor de gasten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat die aandacht soms wat tegenviel, tijdens een ‘overnachtingsbezoekje’. Kan een echt familiehotel als ’t Wapen van Harmelen zich daarin daadwerkelijk onderscheiden? Leo Stelling: ‘Ik weet eigenlijk niet hoe ik dat onder woorden moet brengen.’ - Robert: ‘Je probeert gewoon heel veel voor de gasten te doen. Toen iemand hartje zomer vroeg of hij hier, de volgende dag, erwtensoep en hutspot kon eten, hebben wij daarvoor gezorgd. In dit hotel lopen elke dag twee of drie mensen van onze familie rond; er is altijd gelegenheid voor een praatje. En we zijn er tot een uur of één ’s nachts. En als iets niet goed is, moet je er direct wat aan doen: het niet alleen opschrijven voor de volgende vergadering.’

Gewoon voldoen aan de verwachtingen die je schept; dat is geen moeilijk dogma. De fatsoenlijke gast zal tevreden zijn met een fatsoenlijke prijs-kwaliteitverhouding. Robert: ‘We hadden laatst de directeur van een VVV als gast. Hij zei: “Als je deze kamers in de stad zou hebben, kon je er minstens het dubbele voor vragen.” Maar wat is redelijk?’

Een stad is het niet: Harmelen. En faciliteiten heeft het hotel ook niet; tenzij we het rustgevende uitzicht, ‘een sprong in de Kromme Rijn vanaf het balkon’ en de nabijheid van kasteel De Haar daartoe rekenen. De kamers zijn ruim, comfortabel en soms zelfs - in de dependance - voorzien van moderne ‘trekjes’, zoals de jaloezieën in (!) de ruit.

De provincie Utrecht kenmerkt zich voornamelijk door dagtoerisme: de ‘echte’ toeristen (met overnachtingen) trekken door dit gewest heen, richting kust. Maar de samenwerkende VVV’s zijn wel druk bezig om dat patroon te veranderen. De familie Stelling bespeurt nu al een toename van het aantal gasten dat, volgens Robert, ‘heerlijk in de buurt gaat rondfietsen’. De tijd van de reisbussen die even stoppen voor een koffietafel is voorbij; de tijd van de sportieve ‘arrangementgasten’ is aangebroken. De touroperators vanuit Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Frankrijk weten Harmelen te vinden, en daar zit maar één hotel; een goed hotel.

HM302000

Overig nieuws