Mastbosch Hotel (Breda): je moet het durven laten gebeuren

Auteur: Jason van de Veltmaete
2 september 2000
Mastbosch Hotel (Breda): je moet het durven laten gebeuren

Straks, als het wespennest definitief verwijderd is, wordt het torenklokje weer in een werkende staat gebracht. Dan zal, net als lang geleden, de ‘bel’ van het oudtijdse hotel weer luiden voor wandelaars en fietsers, voor grote en kleine luyden. ‘Etenstijd,’ zal de klok zeggen. Vandaag de dag nemen ook skeelers en ruiters plaats in Heeren van Oranje, het grand-café dat bij het hotel hoort. Iedereen eigenlijk, even afgezien van de jongens in oranje sportshirtjes (KMA-cadetten) die zo’n vijftig meter verderop aan hun standaard zes-kilometer-bosloopparcours beginnen. Wees (uit)gerust: het Mastbosch Hotel heeft veel meer te bieden dan allerlei sportieve uitspattingen in de omgeving.

Eertijds vatte een Rijnvaartkapitein het plan op om hier, op deze fraaie locatie, een hotel te beginnen. Zo gedacht, zo gedaan. Het was 1897; Breda had toen nog wel een haven, maar nauwelijks (fatsoenlijke) overnachtingsmogelijkheden voor schippers en reizigers. Het spreekt vanzelf dat een hotel van meer dan honderd jaar oud de nodige eigenaren heeft gehad - die zullen we hier niet de revue laten passeren - en dat het gebouw zelf de nodige uitbreidingen en renovaties heeft ondergaan. Het geoefende oog bespeurt onmiddellijk een paar stijlbreuken, maar het geheel oogt goed: dit is zo’n nostalgie opwekkend pand (in Vlaamse Renaissancestijl) waarin menigeen graag zou willen wonen.

Levendig

In het grand-café is het nostalgie pur sang. Het interieur heeft een blikvanger, een ‘conversation piece’, te weten de ouderwetse plafondventilatoren die onderling verbonden zijn door een aandrijfriem, en die dus aangedreven worden door één motortje dat half aan het zicht ontrokken is. De inrichting is tot stand gekomen dankzij de inzet en verzamelwoede van een Engelse interieurarchitect. In zijn timmerfabriek - in de buurt van Manchester - werd onder meer de kolossale toogkast/bar/buffet gevonden (tachtig jaar oud).

De opdracht aan de inrichters luidde: ‘Geef de gasten de illusie dat alles hier al zo’n twintig jaar staat.’ Dat is met vlag en wimpel gelukt, maar met de realiteit heeft het weinig van doen. Peter Werther, directeur en eigenaar van het Mastbosch Hotel, heeft de zaak immers pas in 1997 overgenomen; pas toen werd hotel-restaurant De Paardentram getransformeerd in grand-café Heeren van Oranje. Het interieur is dus nieuw gemaakt, of in ieder geval - denk aan de toogkast - nieuw voor deze locatie. ‘Maar als je de oude tekeningen en foto’s bekijkt, komt het bijna overeen met hoe het ooit, in vroeger tijden is geweest,’ beweert Werther.

Dat moge zo zijn, maar het voormalige restaurant is niet meer. Werther heeft gekozen voor een grand-café. Waarom? ‘Allereerst ben ik ervan uit gegaan dat mensen bij voorkeur niet gaan eten in een hotel,’ zegt hij met stelligheid. ‘Je moet dus de indruk wekken dat een hotel-restaurant niet echt bij een hotel hoort. Maar in een restaurant gaan mensen weer niet drinken. Wij willen juist een breed publiek hebben, en volop bedrijvigheid, de hele dag door. Grand-café Heeren van Oranje is in deze regio inmiddels net zo bekend als Mastbosch Hotel.’

Ook het ontbijt wordt tegenwoordig in het grand-café genoten. Werther: ‘In een apart zaaltje, of in een verder leeg restaurant, heerst toch dikwijls een begrafenisstemming; hier is het ook ’s ochtends al levendig en vrolijk.’ Volgens general manager Thur van der Velde ervaren de gasten het als ‘relaxed’. Hij wijst erop dat dit grand-café een heel mooie kaart heeft. Van der Velde: ‘De mensen komen uit de wijde omgeving om hier lekker te eten.’

Het mag dan ook geen verwondering wekken dat het f&b-gedeelte circa driekwart van de omzet van Mastbosch Hotel genereert. Daarbij moet wel in aanmerking worden genomen dat het hotel beschikt over een riante banketzaal en over meerdere vergaderruimtes. Slechts een kwart van de omzet valt onder de noemer overnachtingen.

Vuurkorf

‘We hebben natuurlijk alle geluk van de wereld gehad,’ zegt Werther. ‘Deze locatie en dit pand... En dan het millennium. De mensen hunkerden naar de ambiance die wij kunnen bieden. We hebben gewoon de tijd mee gehad. We kunnen wel stoer doen over ons succes, maar de omstandigheden speelden een belangrijke rol.’

De hôtelier wist overigens die omstandigheden meer dan eens naar zijn hand te zetten. Zo had het Mastbosch Hotel zelfs met de Kerst een terras buiten staan. Werther: ‘Ik heb voor vijfhonderd gulden plaids gekocht en die op de stoelen gelegd. Die dekens zijn een begrip geworden. Wandelaars hebben helemaal geen zin om na een gezonde wandeling in een rokerige ruimte te gaan zitten. Lekker buiten blijven dus, maar dan wel - vooral de dames die geen broek dragen - met een deken over de benen. Het maakt niet uit dat er zo nu en dan zo’n deken verdwijnt; degene die hem mee heeft genomen, vergeet nooit meer dit hotel.’

Stortregen, sneeuw, hagel... Gek genoeg zitten buiten op het terras altijd wel een paar mensen, met een warme kop koffie of chocolade. Inmiddels heeft Werther ook al een driepoot met ketel en vuurkorf besteld. (Gezien in Hongarije.) ‘Straks gooi ik die tijdens de weekeinden helemaal vol met erwtensoep en blijf ik net zo lang venten tot hij leeg is.’

Hôteliers bieden, volgens Werther, hun gasten een mengeling van omstandigheden aan: licht, geluid, comfort, omgangsvormen... ‘Dat is een gevoelig geheel; daar moet je constant mee bezig zijn. In wezen ben ik voorwaardenscheppend: ik zorg ervoor dat de omstandigheden een prettig verblijf mogelijk maken; dat de mensen zich prettig kunnen voelen. Voor de rest moeten zij het zelf doen. Het blijft altijd een samenspel.’

Skeelerstop

Dit hotel kent een grote diversiteit aan gasten, mede dankzij de ligging, mede dankzij de opzet van het grand-café. ‘Het opmerkelijke is dat iedereen zijn moment van de dag krijgt,’ vertelt Werther. ‘Wij hebben er nadrukkelijk voor gewaakt dat we niet geannexeerd zouden worden door een bepaalde groep gasten. We zijn er niet alleen voor wandelaars, of bejaarden, of zakenlieden, of feestvierders.’

De ANWB schijnt zelfs vier skeelerroutes te hebben uitgezet met als start- en eindpunt dit hotel. Het bordje ‘skeelerstop’ dat Werther langs de weg heeft laten plaatsen, zal daar vast iets mee te maken hebben gehad. ‘Dat bedoel ik nou met voorwaardenscheppend,’ verklaart Werther. ‘De paardenbox die we aan de overkant gemaakt hebben, is net zoiets. Daar loopt een ruiterpad, en door die box worden de ruiters er toch even op gewezen dat ruiters hier welkom zijn. Omwille van een andere doelgroep hebben we een hekje rondom het terras geplaatst: dan zit je als moeder met kleine kinderen toch iets meer ontspannen van de koffie te genieten.’

Werther gaat ervan uit, naar eigen zeggen, dat hij een gemiddeld mens is. Hij vertrouwt dus op zijn eigen smaak, op zijn eigen inzichten. Wat hijzelf prettig of juist onaangenaam vindt, zullen de meeste mensen ook wel... ‘In de horeca werkt men te veel met formules,’ stelt hij. ‘Er wordt een formule uitgedacht, en vervolgens wordt telkens de creativiteit van het moment onderdrukt. De gasten moeten zich maar voegen. Wanneer het niet werkt, beweert een stel dure jongens - de bedenkers van zo’n formule - subiet dat Nederland er nog niet rijp voor is. Allemaal geklets.’

Iets anders waar hij een uitgesproken hekel aan heeft: de standaard ‘smile’. Werther: ‘Vooral binnen de grote ketens is dat tot een dogma verheven. Als je op tien meter van een gast bent, oogcontact zoeken; op vijf meter knikken; op drie meter “goedemiddag”, met liefst nog de naam van de gast. Maar als die gast op zijn viersterrenhotelkamer komt, treft hij precies hetzelfde aan als in elk willekeurig viersterrenhotel van iedere willekeurige keten. Dat kleine beetje verschil dat je kunt (!) maken, ligt juist besloten in de manier waarop je de gast benadert. Wij proberen dus op een persoonlijke, heel attente manier met de gasten om te gaan - dat is wat anders dan een naam kennen.’

Eigenzinnig

Een relatief groot aantal van zijn hotelgasten valt onder de noemer ‘zakelijk’. Dat is niet helemaal naar de zin van Werther: ‘Vooral in de weekeinden zou ik hier wat meer recreatieve gasten willen zien. De locatie vraagt erom. Er zijn hier nog zo veel mogelijkheden die nauwelijks benut worden. Denk aan allerlei sporten, of aan activiteiten in samenwerking met Staatsbosbeheer. Ik heb al een stel arrangementen in gedachten, maar ik heb wel een hekel aan het woord arrangement. Het is een verzamelnaam waarachter dikwijls weinig originaliteit schuil gaat. Het klinkt ook zo zakelijk, terwijl je toch wat leuks aanbiedt. Het heeft ook altijd die associatie met “korting”, terwijl je eigenlijk een suggestie wilt doen die ontsprongen is aan creativiteit.’

Werther springt ook eigenzinnig om met allerlei ‘verworvenheden’ van de moderne hotellerie: ‘Dat onsympathieke gedoe met pay-tv hebben we eruit gegooid; we hebben gewoon een contractje gesloten met Canal+. Omgerekend kost het per gast, per dag, twee kwartjes. Nou, dat krijgen ze wel van ons cadeau hoor. Lekker naar films kijken zonder reclame. Van minibars houd ik ook niet. Hooguit een koelkastje op de kamer. Wij zijn gaarne bereid om een drankje te komen brengen. Zoals de producten in minibars geprijsd zijn; dat is toch te gek voor woorden?’

In de suite - waarvan het hotel er twee heeft - staat overigens wel een minibar. Ook een bubbelbad trouwens. Daarnaast een douche. En als we het toch over de badkamer hebben... die vloerverwarming is erg prettig. Aan het voeteneinde van het bed - in de vorm van een boot - staat een grootbeeld t.v.; de suite telt twee leren fauteuils plus een zitje met rotan stoelen; goudkleurige, zware gordijnen rondom geven een extra gevoel van weelde. Ook elders in het hotel is niet op een paar centen gekeken: de lambrisering die hier en daar is aangebracht, kost honderd Engelse ponden per zestig centimeter.

Ouderwetse kwaliteit met modern comfort; dat is het streven van deze hôtelier. Hij zit boordevol ideeën, en een groot aantal daarvan zullen de komende twee jaar - een tijd van renovatie - gestalte moeten krijgen. ‘Dat bed moet niet op 50, maar op 60 centimeter hoogte,’ zegt hij, onderwijl een papiertje pakkend teneinde zijn opvattingen over een goede kamerindeling al schetsend duidelijk te maken. Een groot tekenaar is hij niet, dus zijn ‘abstracte weergave’ is niet bij dit artikel afgedrukt, maar een gedreven hôtelier is Peter Werther wel. Die kamers zullen beslist leuk worden.

Over het hotel:

Naam: Mastbosch Hotel ****
Kamers: 19 eenpersoons; 22 tweepersoons; 2 suites
Logies: tweepersoonskamer fl 185; eenpersoonskamer fl 130,-; suite fl 350
Zalen: 13
Omzet hotel: houdt Werther geheim
Omzet f&b: ca. 70% van de totale omzet

HM302000 

Overig nieuws