De vliegende hotelier wacht op vliegtuigen

Auteur: Jason van de Veltmaete
17 december 2010
De vliegende hotelier wacht op vliegtuigen

Het is een spannend adres: Airport Plaza 1, Lelystad Airport. In ieder geval makkelijk te vinden, maar een 'plaza'? Nou nee, zeker niet in de leegte van de polder, en in de leegte van de luchthaven. Jawel, het is een vliegveld, maar de meeste activiteit - zo lijkt het - ontspint zich in het Aviodrome, te weten het luchtvaartmuseum. En in het ANWB test- en trainingscentrum. Het hotel dan? Vanaf 1 juni 2005 staat het gereed om 'in te spelen op de groei van de luchthaven'.

Voor onze fotograaf was het een uitdaging, want dit hotel is allerminst een architectonisch hoogstandje. Maar het past goed bij de hangars en andere vliegveld-gerelateerde gebouwen. Hotel Lelystad Airport past ook goed - prima zelfs - bij eigenaar Max Wijnschenk: geen poeha, rechtlijnig, geen overbodige poespas. Om gezeur over de bouwplannen te voorkomen, heeft Wijnschenk zijn hotel destijds laten ontwerpen door de architect die ook verantwoordelijk was voor de omringende utiliteitsbouw. Nee, dit is geen design- of boutiquehotel, maar achter de sobere, 'overnaadse' façade is Hotel Lelystad Airport verrassend toegankelijk en comfortabel.

Convenant

'Er is meer bedrijvigheid dan je denkt,' begint Wijnschenk, met een weids gebaar richting de start- en landingsbanen. 'Er staan zo'n 400 kleine vliegtuigjes, maar het is inderdaad niet de volwassen luchthaven die ons beloofd is. Ik ben een groot voorvechter van dit vliegveld in allerlei commissies, maar tegen Air France-KLM valt niet op te boksen.'

Wijnschenk doelt op Schiphol, ofwel 'Amsterdam Airport', onze nationale 'hub'. Schiphol heeft ooit het nogal grote terrein van Lelystad Airport gekocht voor één (!) gulden. Daar zat wel de verplichting aan vast om het vliegveld van Lelystad te ontwikkelen tot een 'business airport'.

Wijnschenk: 'Dat convenant is allang verlopen, en er is hier hoegenaamd niets gebeurd. Schiphol heeft als grootste klant Air France-KLM, lees Transavia en Martinair. Zij willen geen regionaal vliegveld in hun achtertuin, omdat daar onmiddellijk andere prijsvechters op af zouden komen. Verder wil iedereen die uitbreiding; dat blijkt uit circa vijfentwintig haalbaarheidstudies. Iedereen ziet uitbreiding als een gouden greep, en toch...'

Slechts één lijndienst zou Wijnschenk al enkele honderden overnachtingen opleveren, maar hij ligt er niet wakker van dat de verkeersvliegtuigen wegblijven. Misschien ook omdat hij - als fervent vlieger - gewoon een heel prettige plek voor zijn nering gevonden heeft. 'Gelukkig hoef ik niet van het vliegverkeer te leven,' zegt hij. 'Ik vraag mij wel eens af of ik de naam van dit hotel niet beter kan veranderen. Eigenlijk heb ik er alleen maar last van: veel mensen vragen mij "tot hoe laat hier lawaai is". Alsof het vliegverkeer tot in het donker door zou gaan!'

Hotel Lelystad Airport (24 kamers, 50 bedden) opende in juni 2005 de deuren. Passagiers uit de Business Class of Economy Class hebben hun weg naar hotelier Wijnschenk niet gevonden, maar wie dan wel? Die vraag is ondoordacht, aangezien Lelystad vijftig- tot zestigduizend inwoners telt. 'In de Flevopolder heb je slechts vijftien hotels, waarvan je tien met goed fatsoen een echt hotel kunt noemen,' merkt Wijnschenk fijntjes op. 'We hebben Emmeloord, veel boeren, industrieterreinen, Zeewolde... Op het vliegveld bevinden zich bovendien de rijksdienst van het wegverkeer en de politieacademie, allebei met een testbaan. Hotelgasten die een vliegcursus doen? Nee, nauwelijks, want Nederland is klein, dus die mensen gaan 's avonds gewoon naar huis. Slechts tien procent van onze gasten is luchtvaart-gerelateerd.'

Anticyclisch

Wijnschenk moet het ook niet van de toeristen hebben. Enigszins smalend zegt hij: 'We hebben hier een Bureau Toerisme Flevoland, maar ik vind dat ze dat acuut moeten opheffen. Ooit heeft een andere hotelier gezegd: "Toerisme in de Flevopolder is als trekken aan een dood paard." Er is hier vrijwel niets. De weidse blik is niet te verkopen, want het waait hier altijd. Voor fietsers is er geen lol aan te beleven. Dankzij Bataviastad en de Eemhof komen we in de grafieken op honderdduizenden toeristen, maar dat zijn geen echte toeristen: het zijn dagjesmensen. Een toerist is in de ogen van een hotelier iemand die meerdere dagen in een gebied verblijft teneinde de omgeving van het hotel te verkennen. Ja, tijdens het Lowlands Festival gaan de artiesten en de mensen van de organisatie in een hotel zitten...'

Anders dan in de rest van Nederland werkt de hotellerie hier anticyclisch. Wijnschenk: 'Voor mij zijn de herfstvakantie en de bouwvakvakantie de stilste tijden. Ik denk er zelfs over om voortaan het hotel tijdens zulke vakanties dicht te doen. Het zit hier juist vol als iedereen aan het werk is. Van de economische crisis hebben we dan ook geen last gehad. Veel van onze gasten zijn directeur van een onderneming, of zij hebben iets met de oogst van doen. Ook wanneer het met de bedrijven wat minder gaat, of de oogst kleiner is, moeten zij toch in de omgeving aanwezig zijn.'

Eenvoudig concept

De Schiphol Group, en daarmee Lelystad Airport, hebben het dus laten afweten, maar Wijnschenk heeft over de bezettingsgraad van zijn hotel niets te klagen. De omzet van het hotel ligt op een comfortabel niveau en heeft de afgelopen vijf jaar nauwelijks geschommeld. Wijnschenk heeft zelfs de vergadermarkt niet nodig. 'In de ontbijtzaal hebben we zo nu en dan wel een vergadering of presentatie', vertelt hij, 'maar ik stop daar geen energie meer in. Er bevindt zich veel vergaderaccommodatie in de directe omgeving, en officieel mag ik mij niet - volgens de licentie - in die markt bewegen. We zijn puur een logies plus ontbijt hotel. Dat komt omdat het Aviodrome zalen heeft. Ons concept is niet veranderd, sinds het begin, maar ik ben wel bezig met uitbreiding... Het liefst heb ik 55 tot 60 kamers. Dat is dus een verdubbeling, en dan wil ik er ook een restaurant bij hebben. Bovendien een zaal voor meerdaagse congressen. Dan bieden we de congresgangers ook een vluchtje in sportvliegtuigjes aan. Voor het zover is, moet de concessie aangepast worden. Daarvoor hebben we de Schiphol Group nodig.'

Dit hotel heeft dus momenteel geen restaurant. Wijnschenk: 'De werklui die hier vaak in groepjes logeren, willen boerenkool met worst of andijvie stamppot. Voor die mannen koken wij in een leuke, informele sfeer. Dan eet ik zelf mee. Tegenwoordig heb je steeds meer hotelgasten die gewoon een bed, een douche en een toilet willen; niet de poespas van hotels die doorgedraafd zijn in "upgraden". Geen design-toestanden. Zelfs de mobieltjes van onze gasten doen weer simpel "dring dring". Ik bied mijn gasten natuurlijk wel tv en internet aan, maar de inventaris is ietwat oubollig. Zij slapen echter heerlijk.'

Minder is meer - dat is de stelregel van Max Wijnschenk. Hotel Lelystad Airport is summier, doch functioneel ingericht. Toch heeft ook deze hotelier zich wel eens 'vergaloppeerd': 'Boven heb ik voor 30.000 euro aan faciliteiten voor gehandicapten laten aanbrengen. Dat was weggegooid geld. Ik heb hier vijf gehandicapten mogen verwelkomen, in al die jaren.'

Informeel

Op de balie staat een portretfoto van Wijnschenk, met de tekst "Welkom in mijn hotel". De hotelhal oogt vrij modern en zakelijk, maar iets in de inrichting - of juist het ontbreken van pretentieuze 'interieurtrouvailles' - doet denken aan een ouderwetse herberg. De ongedwongen ambiance is, volgens Wijnschenk, mede te danken aan zijn gasten. 'Alles kan hier; dit is een zeer informeel hotel. Ik prijs mij gelukkig dat ik in een regio zit waar men gewoon altijd betaalt. Het is slechts één keer voorgekomen dat iemand wegliep zonder de rekening te betalen. Menigmaal komt een gast zelfs terug om het biertje te betalen dat ik vergeten was in rekening te brengen. Veel vaste gasten hebben een sleutel van de voordeur, en iedereen kan door de keukendeur naar binnen. We hebben hier een soort eilandcultuurtje, en men is te gast bij Max.'

Max Wijnschenk

Omwille van het interview onderbrak hij een belangrijke werkzaamheid: het repareren van de vaatwasser. Voor Max Wijnschenk is zo'n klus een fluitje van een cent, want hij heeft ooit een opleiding in de elektronica genoten. Zijn eerste kennismaking met het hotelwezen was te danken aan zijn schoonvader; deze man had een koeriersdienst voor hotelbriefjes in Amsterdam. (Vroeger moest elke hotelgast een briefje invullen dat vóór twaalf uur 's nachts bij de 'dienders' op het politiebureau ingeleverd diende te worden.) Op een gegeven moment begon Max met zijn eigen koeriersdienst. Dankzij een al wat oudere Amsterdamse dame die hem vroeg om zo nu en dan op haar hotelletje te passen, rolde hij de hotellerie in. Zij wees hem op een leuk hotelbedrijfje dat te koop stond. Max: 'Met veel bluf heb ik toen een staatsgarantie en een lening (13,5%) weten te regelen.'

Dat was in 1982. Zeven jaar later verkocht hij de zaak; hij werd technisch directeur bij de politie in Rotterdam. 'Ook daar zat ik zeven jaar. Het was een mooie tijd', verhaalt Max, 'maar ik ben geen ambtenaar, dus toen ik de kans kreeg om te gaan werken voor een Amerikaans bedrijf in de telecommunicatie, greep ik die.'

Even terug naar dat eerste hotel... Max had daar veel te maken met criminaliteit. Een groot aantal opengebroken auto's, bijvoorbeeld. 'Ik was nog jong en ging posten. Ik pakte regelmatig een Marokkaantje in zijn kraag.'

Toen Max een burgerwacht oprichtte, kreeg hij landelijke bekendheid; vooral doordat hij op tv zei: 'Ik kan er ook niets aan doen dat negentig procent van de kleine criminaliteit toegeschreven moet worden aan allochtonen.' Dat was nog vóór de tijd van professor doctor Pim Fortuyn. Met een verzuchting zegt Max: 'Hadden we toen maar ingegrepen... Ik heb veel allochtone stagiaires in dienst; dat zijn hardwerkende jonge mensen die te lijden hebben onder het slechte imago waarvoor een kleine groep tuig verantwoordelijk is.'

Max bleef nog even werken in de telecommunicatie, tot de IT-malaise begon. Als het alleen aan hemzelf gelegen had, was hij treinconducteur of zoiets geworden, zo beweert hij, maar daar wilde zijn echtgenote - een arts - niets van horen. Glimlachend: 'Zij stond niet toe dat ik de rust opzocht. Toen vernam ik dat er in Lelystad behoefte bestond aan hotelaccommodatie, en dat men voor een nieuw te openen hotel iemand zocht die affiniteit met de luchtvaart had. Welnu, ik heb een vliegbrevet...'

Max Wijnschenk is 55, en hij noemt zichzelf een slijpsteen: 'Daar vliegen de vonken vanaf. De meeste vallen op de grond en doven, maar sommige weten een leuk vuurtje te veroorzaken. Die gedrevenheid heb ik nog altijd in mij.' - En één ding is zeker: deze hotelier is verknocht aan vliegen.

HM302010

Overig nieuws