Losse werknemers en dienstverband

Auteur: Redactie
Economie 11 februari 1996
Losse werknemers en dienstverband

In de praktijk komen nog al eens 'arbeidsverhoudingen' voor, waarbij het onduidelijk is of er wel sprake is van een dienstbetrekking, waarbij de opdrachtgever gehouden is om loonbelasting en premies sociale verzekeringen in te houden, met andere woorden de betreffende personen in de salarisadministratie op te nemen. Te denken is aan losse hulpkrachten, bijvoorbeeld scholieren en studenten, die meewerken in de bediening of in de keuken en freelancers die allerlei werkzaamheden uitvoeren.

De belastingdienst of de bevoegde bedrijfsvereniging zullen vaak proberen de meeste van deze arbeidsverhoudingen onder het regime van het dienstverband te brengen. In dit artikel worden de op deze arbeidsverhoudingen van toepassing zijnde bepalingen nader onder de loep genomen.

Allereerst kan sprake zijn van een echte dienstbetrekking. Hiervan is sprake als er een (mondelinge) arbeidsovereenkomst is. Om dit te bepalen moet worden gekeken naar de volgende elementen :

- de verplichting van de werknemer om arbeid te verrichten

- de verplichting van de werkgever om loon te betalen

- de gezagsverhouding.

Bij het ontbreken van één van deze elementen is er geen arbeidsovereenkomst. De discussie in het geval van de in het begin aangeduide arbeidsverhoudingen draait met name om de bepaling van de gezagsverhouding. Vastgesteld moet worden in hoeverre de 'werknemer' gehouden is aanwijzingen van de opdrachtgever op te volgen, in welke mate er toezicht wordt gehouden op de werkzaamheden, wie werkroosters e.d. samen stelt, wie vervanging regelt bij ziekte. Al deze feiten en omstandigheden zijn bepalend en komen voort uit een jarenlange reeks van rechtspraak op het gebied van dit soort arbeidsverhoudingen. Ontbreekt de gezagsverhouding, dan is geen sprake van een dienstverband. Zo besliste de rechter bijvoorbeeld dat losse hulpen bij beurzen, die een paar uurtjes mee hielpen met het opbouwen en afbreken van stands, niet in dienstverband tot hun opdrachtgever stonden. Weliswaar controleerde de opdrachtgever het werk, maar hij deed dat achteraf en verder konden de (blijkbaar min of meer vaste) hulpen zich bij ziekte laten vervangen. Maar in het geval van serveersters en obers in los dienstverband besliste de rechter dat wel sprake is van dienstverband omdat deze hulpen alleen naar behoren kunnen functioneren, als zij daarbij aanwijzingen van de opdrachtgevers opvolgen, ook als deze aanwijzingen in de praktijk slechts van beperkte omvang zijn.

Indien er geen echte dienstbetrekking is, dan moet vervolgens worden getoetst of sprake is van een fictief dienstverband. In de wetgeving zijn er bepalingen opgenomen die dienen als vangnet voor een aantal arbeidsverhoudingen, die veel overeenstemming vertonen met echte dienstverbanden maar dat net niet zijn, bijvoorbeeld omdat de gezagsverhouding ontbreekt. Één van deze bepalingen betreft de zogenaamde gelijkgestelden-regeling. Deze regelt, dat er voor de loonbelasting en premieheffing ook een arbeidsverhouding is, indien :

- er persoonlijk arbeid wordt verricht

- op doorgaans tenminste twee dagen in de week (dit geldt ook, als maar 1 uur per dag       wordt gewerkt)

- tegen een beloning van doorgaans twee/vijfde van het minimumloon.

Deze bepaling leidt er bijvoorbeeld toe dat menig freelance-contract onder de heffing van de loonbelasting en premies sociale verzekeringen valt. Deze regeling is niet van toepassing, als de arbeidsverhouding is aangegaan voor een periode korter dan een maand, of als de opdrachtnemer het werk verricht in de uitoefening van een zelfstandig beroep.

Het belang van het vooraf toetsen van het feit of er ten aanzien van deze arbeidsverhoudingen inhoudingsplicht bestaat, wordt in de praktijk onderschat.

Het is echter van groot belang. Bij een juiste verwerking kan de opdrachtgever zich een naheffing van loonbelasting en premies inclusief rente en boete besparen. Deze naheffingen zijn vaak zeer hoog, doordat de uitbetaalde lonen als netto-loon worden beschouwd, waardoor, voor het bepalen van de naheffing de bedragen van netto naar bruto herrekend worden. De belasting- en premiedruk kan zo soms oplopen tot 2,5 maal het bedrag van het feitelijk uitbetaald loon. Dit omdat de opdrachtgever de belasting en premies vaak niet meer verhaalt of kan verhalen op de 'werknemers', bijvoorbeeld omdat ze anoniem zijn of wensen te blijven. Over het bedrag van de naheffing moeten voorts nog heffingsrente en mogelijk een -niet aftrekbare- boete van soms 25-50% worden betaald.

Drs. J.H.J.G. Kouters

HM30JAAR HM301996

Overig nieuws