Jongeren kiezen voor de costa's

Auteur: Redactie
Economie Toerisme 21 juni 2002
Jongeren kiezen voor de costa's

De Nederlandse jeugd gaat steeds minder op vakantie in eigen land. Adolescenten en prille twintigers vertrekken liever naar het buitenland voor hun vakantievertier; met name de Spaanse costa’s lokken en lonken. Een en ander blijkt uit gegevens van Toerisme Recreatie Nederland (TRN), dat onder meer het gedrag van jongeren van 15 tot 24 jaar onder de loep heeft genomen.

‘Het buitenland is gewoon dichterbij gekomen,’ zegt TRN-onderzoeker Kees van der Most. ‘Bovendien is het tegenwoordig veel goedkoper om vakantie te vieren in Spanje dan pakweg tien jaar geleden. Daar komt dan nog bij dat de jeugd nu meer te besteden heeft, door allerlei bijbaantjes.’

Vorig jaar hebben zo’n 500.000 jongeren hun vakantie in Nederland doorgebracht. Dat waren in 1990 nog 850.000. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de daling zal stoppen. ‘Dat we te maken hebben met een dalende trend is onmiskenbaar,’ aldus Van der Most.

Voor hetzelfde geld

De daling van het aantal jonge toeristen is volgens TRN vooral zichtbaar aan de Nederlandse kust en de Wadden: vorig jaar 150.000 tegen 260.000 in 1990. De daling moet overigens ook worden gezien in het licht van een demografische verandering: Nederland telt simpelweg minder jongeren. Sinds 1990 is hun aantal aanzienlijk gedaald: van zo’n 2,4 miljoen naar 1,9 miljoen.’

Ondanks die daling van het aantal Nederlandse jongeren is het bezoek aan het buitenland ongeveer gelijk gebleven. Trokken vorig jaar bijna 1,4 miljoen jongeren de grens over voor hun vakantie, in 1990 waren dat er ruim 1,4 miljoen. Naar het Middellandse-Zeegebied is het aantal jeugdige bezoekers zelfs gestegen, te weten van 390.000 naar 510.000.

Pieter Smit, voorzitter van de Federatie van Wadden-VVV’s, zegt de trend te herkennen en te begrijpen. ‘Het is vrij logisch als je bedenkt dat je anno 2002 voor hetzelfde geld een week kunt doorbrengen aan de Spaanse kust, de Italiaanse of Franse Rivièra, als op Ameland of Terschelling.’

Volgens Smit heeft ook nog maar twintig procent van de campings op de Wadden

een speciaal jongerenterrein. Eén of twee decennia geleden hield bijna elke campinghouder wel een terrein vrij voor de jeugd. In een reactie aan het ANP liet Smit weten: ‘Een stuk met zes tentjes en honderd bierkratten zie je hier niet meer zoveel. Daarvoor gaan ze nu naar de Spaanse Costa del Sol, waar je via de boulevard van disco naar disco kunt rollen.’

Vragen

De conclusies van TRN leiden wel tot enkele vragen. Het lijkt er immers op dat menig Nederlands toeristenplaatsje helemaal niet zo rouwig is om het verlies van de goed verterende (lees: goed drinkende) massa jongens en meiden. Door hun gedrag zorgen vooral de masculine ado’s immers geregeld voor overlast. Niet alleen voor omwonenden, maar ook voor andere toeristen, die daarom de jeugdlocaties plachten te mijden.

Dit alles houdt echter wel in dat veel (bad)plaatsen waar tot voor kort nogal wat jeugdige toeristen hun vertier zochten, zich enkele vragen moeten stellen. Was of is ons product niet meer aantrekkelijk of geschikt voor jongeren? Willen we proberen die groep terug te halen? (Al is het alleen maar omdat ook zij ooit volwassen gasten en klanten worden...) Zo niet, moeten we ons dan gaan richten op andere doelgroepen? Hoe kom je dan van je ‘zuipende-jeugd-imago’ af? Moeten we ons dan gaan richten op senioren, of juist weer op families?

In een aantal plaatsen is een deel van deze vragen al door de realiteit van alledag achterhaald. De wegloop van de jongeren heeft zich immers niet van de ene op de andere dag voltrokken. De geleidelijkheid van dat proces heeft ertoe geleid dat ondernemers en gemeenten zelf al initiatieven hebben genomen om van doelgroep te veranderen.

Samenwerking

Het effect van die initiatieven was in een aantal gevallen zelfs een versnelling van de ontjeugding. Doordat er plotseling ook andersoortige eethuisjes en attracties kwamen, die meer gerschikt zijn voor andere doelgroepen, zoals gezinnen, kwamen er vanzelf minder ‘losgeslagen tieners’, want die hebben weinig lust om zich tussen het kleine grut te verpozen. Hetzelfde geldt voor de plaatsen waar de horeca zich wat meer ging richten op de senioren. Een biertje tussen grijzende volwassenen smaakt een rechtgeaarde adolescent nu eenmaal wat minder goed dan tussen uitgelaten leeftijdgenoten.

Vaststaat in ieder geval, dat de ‘getroffen’ toeristenplaatsen in eerste instantie bij zichzelf te rade zullen moeten gaan. Zomaar ineens van doelgroep veranderen is niet gemakkelijk, want oude beelden blijven lang hangen. Van groot belang daarbij is een goede samenwerking tussen de gemeenten en de horecaondernemers. Vooral restaurateurs, hôteliers en andere accommodatieverschaffers moeten intensief bij dit proces betrokken worden. De menukaart bijvoorbeeld, zal moeten worden aangepast. En het spreekt vanzelf dat gezinnen met kinderen heel andere wensen en behoeften hebben, qua overnachting, dan rugzaktieners.

Terug

De vraag voor de verre toekomst is, of deze ‘gevluchte’ jongeren nu geheel verloren zijn voor de Nederlandse toeristische markt. Daarover kunnen we weinig stelligs zeggen, maar veel van de nu in Nederland verblijvende gasten - of het vaders en moeders met kinderen zijn, of ouderen die niet meer zo ver weg willen of kunnen - waren vroeger jong en ‘wilden toen ook wat’.

Een deel ging toen ook al naar het buitenland; zij kwamen in de andere levensfase gewoon weer terug in de toeristische moederschoot. Anders gezegd: een aantal van de hedendaagse jonge straatschuimers en kroegtijgers, die deze zomer de beest uithangen in Spanje, zal ongetwijfeld - als ze eenmaal in rustiger vaarwater zijn gekomen - weer gewoon de vaderlandse stranden en terrasjes gaan bevolken.

Voorlopig krijgen we nog wel te maken met een toenemende vergrijzing en een zich voorzichtig aandienende schare kleine kinderen. Reden genoeg voor menig badplaats om de bakens te verzetten en zich aan te passen aan de nieuwe tijden; zonder jeugd en zonder mobiele biertaps.

HM302002

Overig nieuws